Contact

Gerda en Amos,

 

Jullie gingen naar Marokko op vakantie met de kinderen. Jullie namen mee wat je nodig had, inclusief de hulpmiddelen voor Abigaël.

In jullie omgeving waren mensen bezorgd. Was dit wel verantwoord?

Het ging goed en jullie hebben met zijn vijven van de vakantie genoten. God heeft voor de kleine Abigaël, met haar handicap, de beste ouders uitgekozen die hij beschikbaar had. Ouders, die de beperkte mogelijkheden van dit kleine meisje, twee en half jaar lang, ten volle hebben uitgebuit; de dagen geplukt; steeds op zoek naar de grenzen van wat ze aan kon, en haar, binnen die grenzen, een zo normaal mogelijk leven hebben geboden.

 

Gerda, jij bedacht op de fiets zondagochtend – op weg naar het nu echt definitieve afscheid – dat we zo vaak en zo onbedachtzaam – in allerlei situaties het woord “zinloos”in de mond nemen.

Geen moment hebben jullie de twee en half jaar van jullie leven met Abigaël als zinloos ervaren: al die blije zondagochtenden en al die andere dagen. Integendeel, jullie zijn – meer dan ooit in jullie leven – in die tijd teruggeworpen op de zin van het bestaan, op het naakte zijn, op de essentie van leven; steeds scherper bewust van wat er toe doet en wat er niet toe doet.

 

Jullie hebben een verschillende religieuze achtergrond en jullie zijn met verschillende godsbeelden opgegroeid.

Maar jullie waren alle twee geroerd door die tekst van Erna Brombeck: “God kiest een moeder voor een gehandicapt kind”.

Wat mij betreft had daar ook “vader” bij mogen staan.

 

Het onroerende zit hem daarin dat hier een zo menselijke God wordt geschilderd. Een God realist, die weet: de schepping is nog niet af. Een God die weet heeft van wat zich in onze wereld afspeelt aan oorlog, honger en ziekte. In de tekst van Brombeck wordt de schuld daarvan niet bij God gelegd. Nee, hier komt God op het toneel, een liefdevolle, bezorgde God, die overziet de situatie – een gehandicapt kind – en zorgt dat zij de beste ouders krijgt die beschikbaar zijn.

Zo kwam Abigaël in het juiste nest.

Met deze ouders en met Chaja en Gideon heeft zij, de twee en half jaar dat zij mocht leven, een intens en gelukkig leven gekend.

 

Waarom was zij zo’n vrolijk, blij, open kind, dat zoveel harten wist te beroeren en de juiste snaar bij mensen wist te raken?

Waarom was iedereen zo gek op haar?

Is het misschien ook omdat ze je bepaalde bij de rijkdom van het mens zijn: omdat ze onderscheid tussen normaal en niet normaal deed vervagen, omdat ze achteloze wensen als: “als het maar gezond is” als clichés ontmaskerde. Hoeveel mensen hebben Abigaël in die twee en half jaar niet, als een wonderkindje, in hun hart gesloten?

En het wonder bestond niet in de laatste plaats uit het feit dat zij, uitgerekend zij, mensen wist te verrijken; niet alleen haar ouders en niet alleen Chaja en Gideon.

Hoeveel mensen zijn mede dank zij haar niet dichter bij de grond van hun bestaan gekomen?

Abigaël heeft twee en half jaar geleefd, maar ik denk dat er menige grijsaard rondloopt die moet onderdoen voor haar als het gaat om de verrijkende invloed van hun leven op andere mensen.

 

Amos en Gerda, Chaja en Gideon, jullie hebben je eigen ster aan het firmament. Als het vannacht vriest, kijk dan naar buiten, naar boven en zie dat nieuwe, heldere, kleine, vrolijke twinkelende sterretje.

 

In de joodse traditie leven de verhalen over de Tzadik, de rechtvaardige. Af en toe verschijnen ze in onze wereld, in onze mensengeschiedenis: mensen die door hun manier van leven de mensheid eraan herinnert hoe God de mens heeft bedoeld. Ze komen vóór in de geschiedenis van het joodse volk en christenen vieren aanstaande zaterdag de geboorte van zo’n mens: Jesus van Nazareth.

 

Ik zal u wat vertellen – we roepen het niet te hard -, maar vandaag zou ik willen fluisteren: “Abigaël, meisje, je bent een kleine Tsadik.”

Dank zij jou weten weer zoveel mensen beter hoe God de mens en onze wereld heeft bedoeld.

In de confrontatie met jouw korte lieve leventje is bij velen doorgedrongen wat telt en wat van waarde is.

 

Bedankt, kleine Tzadik.