|
Woensdag 1 december De boodschap die wij gisteren kregen van de neuroloog, en alleen maar bevestigd kon worden door Henk, is heel, heel hard aangekomen bij ons allemaal. Heel, heel veel hoop is de grond ingeboord. Het is nu echt zoeken naar een sprankje hoop … Ik ben nu bij je. Amos is vanochtend geweest en is nu naar zijn werk toe. Vanochtend heb ik thuis de salarismutaties in orde gemaakt voor ’t Kasteel. Ik heb veel werk gehad aan een paar euro’s, waarover belasting moet worden geheven, vanwege een nieuwe woon-werkverkeerregeling door de Belastingdienst. Trivialiteit ten top. Ik zag er tegen op om naar het ziekenhuis te gaan. Het voelt zo raar om bij je te zijn, met de diagnose ‘diep coma’. Wat dringt nog tot jou door? Wat kunnen wij nog verwachten? Dagen, jaren. Het voelt als een ‘mission impossible’. Maar ik wil jou nu ook nog niet opgeven. Nu ik eenmaal bij jou bent, voelt het weer goed. Komt de hoop weer terug. Misschien kun jij iedereen nog een keer versteld doen staan, van jouw enorme overlevingskracht. Ik merk dat ik in deze fase ook lak heb aan het prikkerarmverzorgingsbeleid rondom jou. Ik praat tegen je, lees je voor uit het nieuwe muisboek, dat je hebt gekregen van de KPN-collega’s van Amos. Ik laat je de bijbehorende muisknuffel voelen, door met de staart en de poten over jouw gezicht te strelen. Ik vertel van wie je allemaal een kaartje hebt gekregen en hoop dat ergens hiervan iets tot jou doordringt! Vanmiddag lost oma Hans mij weer af en ga ik met Chaja, Gideon en Ismene naar het zwembad. Wij hebben er allemaal behoefte aan om jou te zien, bij jou te zijn, moed te putten door vlakbij jou te zijn. Jouw rustige ademhaling te horen. Jouw handjes vast te houden. Misschien nog een koud washandje op jouw hoofdje te leggen. Doen, doen, doen, doen! Morgen ga ik vragen of jij op schoot mag. Het kan mij niks schelen. Ik wil jou zo graag dicht bij mij voelen. A.s vrijdag hebben wij een gesprek met een pedagogisch medewerkster van het ziekenhuis om ons te helpen, te adviseren hoe wij Chaja en Gideon het beste kunnen vertellen wat er met jou aan de hand is. Wij proberen wel zoveel mogelijk onze zorg en verdriet bij Chaja en Gideon weg te houden, maar dat lukt – vrees ik – maar ten dele. Gisteren in de namiddag en avond had ik, zowel met Gideon als Chaja een zo typerend, intens verdrietig gesprek, dat ik ook weet dat wij hen meer duidelijkheid moeten geven. Maandagavond was Chaja druk en onrustig en vroeg ik of zij jou, Abigaël, mistte en of zij jou wilde zien in het ziekenhuis. Dat wilde zij niet. Zij wil jou niet zien, zolang jij op de IC ligt. Maar Gideon riep direct dat hij jou wilde zien: ‘Nu!’. Toen hebben wij met hem afgesproken dat hij dinsdagmiddag na ’t Kasteel met mij naar het ziekenhuis zou gaan. Samen zijn wij toen naar het ziekenhuis gefietst. Achterop de fiets vertelde hij hele verhalen, over de nacht en de lichtjes in de stad, een echt kleutergesprek. Opeens zei hij: ‘Ik vind het zo verdrietig voor Abigaël dat ze in het ziekenhuis ligt’, om te vervolgen ‘maar ik vind het ook zo verdrietig voor mijzelf’. Zo’n opmerking snijdt door je ziel. ’s Avonds toen ik Chaja naar bed had gebracht, vroeg zij zoals zo vaak: ‘Gaat het vandaag beter met Abigaël?’. Het flitste door mij heen, geen dingen zeggen die niet waar zijn en ook geen verwachtingen wekken, gewoon eerlijk zijn, op haar niveau naar haar toe. Dus ik antwoordde ‘Het gaat nog steeds niet beter met Abigaël en Abigaël is nog steeds heel erg ziek. Het gaat veel langzamer dan andere keren’. Waarop Chaja reageerde met ‘Abigaël gaat toch niet dood he?’. Ik heb in alle eerlijkheid geantwoord met ‘Ik hoop het niet’. En Chaja zei ‘Ik hoop het ook niet en ik wil het niet en anders neem je toch weer een baby in jouw buik’. Einde gesprek. Door haar eigen oplossing was ze weer opgelucht en ook niet meer verdrietig en kon ik zowaar even glimlachen. Maar soms is het zo moeilijk. Toen ik een kwartier later bij haar bed ging kijken, lach ze heerlijk ontspannen te slapen. Aan alles kon ik merken dat ze rustig was, ook geen schokkende ademhaling, wat er op zou duiden dat ze had gehuild. Gelukkig zijn Chaja en Gideon nog zo jong dat hun veerkracht enorm is, maar ook dat ze een korte spanningsboog hebben. Het is even Abigaël en dan weer even dit om weer door te zweven naar het volgende wat ook belangrijk is. Gelukkig. Alledrie hadden ze gisteren een knuffel gekregen over de post, van iemand die wij met name kennen via de PAH en MSN. Zowel Chaja als Gideon hebben de knuffel omarmd en zijn er mee gaan slapen en slepen nu twee knuffels achter zich aan. Chaja heeft een giraffe gekregen, Gideon een zebra en Abigaël een schattig haasje. Zo’n knuffel geeft hen letterlijk houvast. Ik merk dat de aandacht die men bewust voor hen heeft, zoals eigen kaarten, cadeautjes, etc. hen ook heel goed doen. Fijn dat iedereen ook hen niet vergeet! |